Javascript Menu by Deluxe-Menu.com

Lol met LocoNet

LocoNet is ontwikkeld door Digitrax. De afgelopen jaren is LocoNet door verschillende fabrikanten geadopteerd, in Europa met name door Uhlenbrock. Je vindt LocoNet dan ook op de Intellibox, het Fleischmann Twin-Center en de Piko Digi-Power-Box. De lol van LocoNet is dat alle apparaten over dezelfde bus praten en van elkaar weten wat ze doen. Zo kan een seintableau direct reageren op een bezetmelding en een sein op een locnummer van een Lissy-module, zonder dat de centrale zich ermee hoeft te bemoeien.

Van alle digitale ecosystemen is LocoNet waarschijnlijk het meest verbreid. Er valt dan ook heel wat te kiezen als het op randapparatuur aankomt. Uhlenbrock biedt een zeer compleet assortiment van terugmelddecoders tot boosters. Ook grotere jongens zoals het Track Control seintableau en de IB-Control worden via LocoNet aangesloten. Uiteraard biedt Digitrax eveneens een volledig programma met handregelaars en accessoires. Daarnaast zijn er diverse kleinere fabrikanten die LocoNet compatible producten op de markt brengen.

De LocoNet standaard

LocoNet maakt gebruik van standaard Amerikaanse telefoonkabels. Deze kabels hebben zes aders, twee meer dan bij ons. De pluggen zijn dan ook een maatje groter dan onze telefoonstekkers. De buitenste twee (1 en 6) draadjes dragen het onversterkte railsignaal van de centrale. Ze zijn bedoeld om een booster aan te sturen en om de LocoNet modules van spanning te voorzien. Het signaal op de draadjes staat in tegenfase; het signaal op draadje 1 is het omgekeerde van dat op draadje 6. In plaats van het railsignaal kan op beide draadjes ook +12 Volt staan. Je kunt er dan geen boosters op aansluiten, maar wel andere modules en handregelaars.

Op beide binnenste draadjes (3 en 4) staat het eigenlijke LocoNet-signaal. De overgebleven twee draadjes (2 en 5) zijn beide verbonden met de massa. Het signaal op 3 is gelijk aan 4, het signaal op 2 is gelijk aan 5. De officiële naam voor de stekkers is RJ12. Je kunt ze kopen bij elke elektronicazaak of bij Conrad.

De Intellibox heeft twee LocoNet-aansluitingen. De linker (LocoNet B) is bedoeld voor het aansluiten van boosters. Op pin 1 en 6 staat het railsignaal. Je mag er ook andere LocoNet-apparatuur inpluggen. De rechter (LocoNet T) is puur bedoeld voor handregelaars, decoders en andere LocoNet-spullen. Op pin 1 en 6 staat 12 Volt gelijkspanning. Je kunt op Loconet T dus geen booster aansluiten. LocoNet B kan maximaal 200mA leveren, LocoNet-T maximaal 500mA.

Op internet worden nog wel eens verschillende voltages voor draadjes 1 en 6 genoemd. Hoe zit dat? Wanneer je de spanning meet - bijvoorbeeld via de LocoNet Tester - vind je bij een LocoNet B aansluiting een waarde van circa 7 Volt ten opzichte van de massa. Dit is de effectieve spanning van het blokvormige railsignaal. Van oudsher is LocoNet B de ‘echte’ LocoNet-bus en daarom wordt de 7 Volt wel opgegeven als de standaardwaarde. In de LocoNet-apparatuur worden beide componenten van het railsignaal via twee diodes bij elkaar gevoegd, waardoor een bijna gladde +12 Volt gelijkspanning ontstaat. Deze 12 Volt is de benodigde voedingspanning. Voor modules en handregelaars kun je net zo goed direct 12 Volt op de kabel zetten. Vandaar dat op draadjes 1 en 6 van de LocoNet T aansluiting 12 Volt staat.

Het netwerk opbouwen

Een LocoNet netwerk heeft geen vaste topografie of volgorde. Apparatuur prik je in waar je maar wilt. Het netwerk kun je eindeloos verdelen met ‘splitters’ en stekkerdozen. Een LocoNet netwerk mag uitgroeien tot een totale lengte van enkele honderden meters lengte. Desondanks is LocoNet heel betrouwbaar. Storingen die bij bijvoorbeeld terugmelding over een S88-bus voorkomen, zie je bij LocoNet eigenlijk nooit.

Hoewel jezelf kunt bepalen welke vorm het netwerk heeft, mag je een LocoNet-netwerk niet aanleggen als een grote lus. Digitrax raadt dit op hun website af, omdat het tot storingen kan leiden. Elke andere vorm van het netwerk (boom, ster, etc.) is prima. Uiteindelijk wordt het vermogen op de LocoNet-bus de beperkende factor. Als je te veel apparaten aansluit, kan de centrale niet genoeg stroom (maximaal 500mA) leveren om alles te laten werken. Je kunt het LocoNet-netwerk dan splitsen in secties en de extra secties via een aparte LocoNet-versterker, zoals de LocoHubSupply, van stroom voorzien.

Kabels maken

Kabels voor LocoNet maak je makkelijk zelf in elke gewenste lengte. Voor het maken van de kabels heb je een krimptang nodig. Let er wel op dat de tang geschikt is voor het maken van 6p6c kabels, de vakterm voor kabels met 6 aders en stekkers met 6 polen.

Het samenstellen van de kabel is een fluitje van een cent. Gebruik het mes op de tang om de dikke buitenmantel over een lengte van ruim een centimeter te strippen. Er steken nu zes draadjes uit de mantel. De draadjes worden NIET gestript, maar naast elkaar in de RJ12 stekker geschoven. De stekker wordt in de tang geklikt en stevig vastgeknepen. De pennetjes in de stekker worden diep in de draadjes gedrukt.

De twee stekkers aan een kabel horen ten opzichte van elkaar 180 graden gedraaid worden. Het draadje dat aan het ene uiteinde verbonden is met pen 1 moet namelijk ook aan het andere uiteinde verbonden zijn met pen 1. Het is niet direct een ramp als de stekkers niet gedraaid zijn. De functies van de zes draadjes zijn namelijk ten opzichte van elkaar gespiegeld. Een verkeerde kabel zorgt wel voor problemen als je boosters gaat aansluiten via LocoNet. Het railsignaal op draadje 1 is namelijk in tegenfase met het railsignaal op draadje 6. Als ze verwisseld worden, wordt ook het uitgangssignaal van de booster omgedraaid. Op de railovergang van de ene naar de andere booster krijg je kortsluiting.

Meer doen met LocoNet:
Breid je LocoNet uit met de LocoHub →
LocoHubSupply, de voeding voor LocoNet →
LocoNet testen, spanning & stroom meten →

Een uitgebreider verslag over LocoNet kun je lezen in de Railhobby van september 2008.

2008, 2010, 2011, 2012

© Huib Maaskant - Alle rechten voorbehouden - aim@floodland.nl